donderdag, augustus 31, 2006

KNIELEN.....deel 1

In de jaren 1972 tot en met 1978 bezocht ik het Marnix College in Ede. Ik had de Franse taal gekozen en kreeg in een van de hogere klassen van het Atheneum een docent voor Frans waarbij ik het gevoel had dat ik hem eerst eens moest leren kennen. Nou laat ik eigenlijk maar eerlijk zijn, ik vond hem eigenlijk een kwezel. (volgens woordenboek is een kwezel iemand die overdreven vroom doet en dat treft toe; lees verder) De man kwam verstrooid over, had hele dikke brilleglazen, en maakte zich schuldig aan het verdacht veel aandacht geven aan een leerlinge uit mijn klas waar ik zo mijn gedachten over had. Misschien was ik gewoon jaloers. Dezelfde leraar Frans debuteerde in 1975 met een verhalenbundel. Ik heb geprobeerd dit boek te lezen maar helaas ik begreep er weinig van of de thema's spraken mij als jonge meid gewoon nog niet aan. Al in zijn eerste boek schrijft hij over een bloemkweker die uiteindelijk aan overdreven godsvruchtigheid ten gronde gaat. Een vader-zoon relatie waarvan mij nu, na het verschijnen van "knielen op een bed violen" duidelijk is geworden dat het over Jan zelf gaat. Ik spreek over Jan Siebelink. Vanaf 1975 heeft Siebelink veel geschreven, ik heb inmiddels veel werken gelezen. En het mooiste is, wat ooit in de tijd als jonge meid niet wilde boeien, boeit nu enorm. Ik heb mijn mening dan ook bijgesteld. Jan is geen kwezel, Jan is een literair kunstenaar!! Jan is eerlijk en heeft moed. Moed om te schrijven over zijn jeugd, over zijn godsdienstige opvoeding, over zijn vader en over zijn afkomst. Hier heb ik veel respect voor. Hoop zelf ooit ook moed te krijgen! "Knielen op een bed violen" heeft veel emoties los gemaakt. Waarom eigenlijk, vraag ik me af. Is het de bovengenoemde eerlijkheid van een man op leeftijd, is het zijn openhartigheid, is het het feit dat hij niet oordeelt maar alleen beschrijft of misschien is het Jan zelf, de nog steeds brildragende grijze en ook gedistingeerde man die zoveel houdt van zijn twee wippets. Ik weet het niet. Ik weet alleen dat het boek mij eveneens beroerde. Op 30 januari jl. gingen Jos en ik samen met onze lieve kater Simba naar de dierenarts in Ede. De missie was triest. De oude Simba zou afscheid gaan nemen van het leven en de dierenarts zou hem daarbij helpen. Wij parkeerden onze auto op de Arnhemseweg en droegen Simba de wachtruimte in. Hoewel ik probeerde mijn tranen te verdringen werd ik overspoeld door intens verdriet vanwege het naderende afscheid van mijn lieve kater. Dus kwamen de tranen, zowel bij mij als bij Jos. In de wachtkamer zat een persoon met twee kleine hondjes. Jos liep voor mij en ik hoorde hem opeens zeggen: "hé, een bekende nederlander." Waarop een antwoord kwam: "nee hoor, een hele gewone nederlander." Jan Siebelink keek ons aan, wilde nog iets zeggen maar bespeurde het verdriet en dacht waarschijnlijk; "is nu niet gepast." Wat had ik graag, onder andere omstandigheden, met deze man gesproken. Helaas. Het boek vertelt een autobiografisch verhaal. De hoofdpersoon Hans vertrekt na een conflict met zijn streng religieuze vader naar Den Haag om het tuindersvak te leren. Hij trouwt met Margje en samen proberen ze in Velp een kwekerij op te zetten. Dan krijgt Hans bezoek van een oude schoolvriend. Een volgeling van een calvinistische prediker die op agressieve wijze infiltreert in het leven en huwelijk van Hans. Hans weet geen weerstand te bieden. Hij raakt steeds meer verstrikt in het web van Huub Steffen's mooie religieuze praatjes. Hij ontmoet de mannen in het geheim. Gaat naar bijeenkomsten en maakt zijn vrouw geen deelgenoot van zijn bezigheden. Margje ziet haar man veranderen. Zijn vreemde gedrag boezemt haar veel angst in. Dan krijgt Hans op een zomerse dag, terwijl hij achter de kassen op een bankje zit te lezen, een visioen. De heer verschijnt aan hem. "Hans Sievez leunde achterover, alsof het bankje een leuning had, zijn hoofd begon te gloeien, bloed klopte aan zijn slapen. Hij verloor alle gewicht, alle gewicht verloor zijn betekenis, werd onbeduidend. De zonnebloemen werden zonnen, hij zag zonnen, sterren, verschrikkelijk koude sterren als het gezicht van het paapse afgodsbeeld, hoorde de stem van zijn moeder, hoorde het klagen van de doden die hij gekend had, een paard kwam op uit het veen en galoppeerde voorbij, alle geluid stierf weg. Hij werd opgenomen als een door de wind meegevoerd blad en naderde de donkerheid waarin God was. In die donkere stilte de vuurkolom. Die het uitverkoren volk 's nachts bijlichtte in zijn tocht door de woestijn en in de vuurkolom een stem. Die stem. "Hans Sievez." Heerlijk en angstig tegelijk. Angst, want wie kan bestaan voor zijn Aangezicht. En een alles verzengende vreugde. 'ja Heere. Hier ben ik!" Een vuurkolom of een vuurzuil. Vuur. De stem opnieuw. "Hans Sievez."Ja Heere, hier ben ik." Vuur dat Sadrach, Mesag en Abednego niet verteerde in de oven van Nebukadnezar. Zelfs hun hoofdhaar schroeide niet. "Hans Sievez!" "Ja Heere, hier ben ik!" Hij kreeg antwoord. "Wees voortaan mijn knecht." Vol ontzag keek hij toe. "Maar ik ben de minste onder de mensen..." Nadat God aan Hans verschenen is raakt hij helemaal in de ban van het zware calvinistische geloof en uiteindelijke gaan gezin en kwekerij er aan kapot. Hans streeft alleen nog naar zieleheil en staat tegenover zijn aardse vrouw die vecht tegen de invloed van de predikers op haar man. WORDT VERVOLGD!