De eerst jonge biggen zijn geworpen en dat betekent uitkijken in het bos, vooral tijdens wandelingen met loslopende honden.
De zeug is extra agressief zoals elke moeder, althans normaal gesproken, die kroost heeft. Dit betekent dat ze sneller aanvalt om de kinders te verdedigen. Een hond is echt geen partij voor een zwijn dus het moet niet tot een gevecht komen.
Ook de keilers, de rondzwervende mannetjes zijn snel aangebrand en zullen niet schromen om mensen of biggetjes aan te vallen. Het verhaal dat de schaapsherder mij ooit vertelde zal ik niet snel vergeten. Ze hebben enorme hoektanden zowel in de boven- als in de onderkaak waarmee ze de flanken van welke tegenstander dan ook, probleemloos open rijten. De biggetjes worden niet zelden opgegeten. Kannibalisme dus.
Maar leuk zijn ze wel deze frislingen. Ze dragen het vrolijke gestreepte camouflagepakje tot ongeveer 6 maanden. Hierna gaat de gewone jas aan.